
Overzicht broedseizoen 2021 in het Zwin
De herfst is inmiddels al flink opgeschoten en de winter loert in de verte al om de hoek. Hoog tijd om nog even een terugblik te werpen op het voorbije broedseizoen 2021 in het Zwin!
De bijzondere broedvogelsoorten van het Zwin worden jaarlijks gemonitord. Op die manier kunnen we goed de vinger aan de pols houden van het wel en wee van hun broedpopulaties. Opvallende vaststellingen in 2021 waren een vrij succesvol broedseizoen voor de ooievaars en een woelig seizoen, met ups en downs, voor de kustbroedvogels. Vossenpredatie speelde die laatste groep parten, maar uiteindelijk was het broedsucces niet zo slecht als aanvankelijk gevreesd. Het aantal kleine zilverreigers bleef stabiel. De soorten van open landschap vertoonden wisselende trends in vergelijking met 2020. Dat gold ook voor een andere belangrijke biotoopgroep onder de Zwin-broedvogels, de struweelbroeders.
Ongewoon koude lente
Het broedseizoen 2021 werd gekenmerkt door een ongewoon koude lente. Tot diep in het voorjaar bleven de temperaturen aan de lage kant. Dat had gevolgen voor de broedactiviteit van bepaalde soorten. De lage temperaturen zorgden ook voor vertraging in vegetatiegroei, en dat had ook een vertragend effect op het broedseizoen van sommige soorten.
Er kwamen 13 paar ooievaars broeden in 2021. Daarmee is de broedpopulatie stabiel in vergelijking met vorige jaren. Het broedsucces was redelijk goed, met meer uitgevlogen per succesvol broedpaar dan in 2019 en 2020. Kleine zilverreigers klopten af op 8 broedparen, net als in 2020. Er werd een onbekend aantal jongen grootgebracht. Ondanks gunstige voortekenen in het begin van het broedseizoen, kwamen er geen lepelaars tot broeden.

Broedende ooievaars

Kleine zilverreiger
De kustbroedvogels kenden, net als in 2021, een vrij woelig jaar. Het koude voorjaar zette aanvankelijk een domper op de broedactiviteit. Ondanks het speciale hekwerk dat in de winter 2020-2021 werd geplaatst rond de broedeilanden in de Zwinplas, slaagde een vos er in om bij zeer laag tij toch de eilanden te bereiken. Er werden snel maatregelen genomen door het Agentschap voor Natuur en Bos om de schade te beperken, maar helaas kon niet worden verhinderd dat een aanzienlijk aantal kuikens werd gepredeerd.
Voor de winter 2021-2022 staan al extra maatregelen gepland door het Agentschap, om nieuwe problemen in de toekomst te vermijden. Er vestigden zich 213 paar visdieven, een van de hoogste aantallen van de voorbije decennia. Het zag er een tijdlang naar uit dat die ook veel jongen zouden op de vleugels krijgen, maar de al vermelde vossenpredatie stak daar een flinke stok voor. Gelukkig gingen veel paren over tot een vervolglegsels, waaruit alsnog vele tientallen jongen groot kwamen.
Dwergsterns kenden ook een zeer goed jaar; 32 paren is een van de hoogste aantallen ooit voor het Zwin. Het broedsucces was niet grandioos, maar er kwamen niettemin een aantal jonge dwergsterns groot.
Kleine meeuwen kenden een slecht jaar, met amper 130 paar kokmeeuwen en geen enkel broedpaar van zwartkopmeeuw. In elk geval voor die laatste soort en mogelijk ook voor kokmeeuw was dat vermoedelijk ten dele het gevolg van een ‘Waterdunen-effect’. In dat nieuwe natuurgebied bij Breskens (NL), op een tiental kilometer van het Zwin, kwamen in 2021 zeer grote aantallen zwartkopmeeuwen en ook een flink aantal kokmeeuwen tot broeden. Mogelijk lieten de vogels daarom het Zwin ten delen links liggen in 2021. De kokmeeuwen die hier wel broeden kregen aanvankelijk ook af te rekenen met vossenpredatie, maar uiteindelijk vlogen nog een aantal jongen uit van vervolglegsels.

Visdief

Dwergstern

Zwartkopmeeuw
Kluten deden het weer beter dan in 2020, met in totaal 39 broedparen. Het broedsucces was aan de lage kant, maar naar klutennormen toch niet zo slecht. Er kwam 1 paar bontbekplevieren en 6 paar kleine plevieren tot broeden. De eerste soort kenden alweer geen broedsucces, bij de kleine plevieren kwamen wel een aantal jongen groot.
Na de terugkeer in 2019, kwamen er in 2021 (net als in 2020) helaas geen strandplevieren tot broeden, ondanks dat er wel regelmatig exemplaren werden gesignaleerd.

Kluut

Bontbekplevier
Scholekster (20 paren) en tureluur (19 paren) kenden beide een goed jaar. De scholeksters kregen maar een klein aantal jongen groot, maar bij de tureluurs was er wel sprake van een gunstig broedsucces.
Veldleeuwerik zette de stijgende tendens van de voorbije jaren verder, met 36 territoria. Graspieper viel lichtjes terug in vergelijking met vorige jaren, maar 79 territoria is nog altijd een zeer hoog aantal anno 2021.

Scholekster

Tureluur

Veldleeuwerik
Wisselende signalen waren er bij de struweelvogels. Nachtegaal deed het goed, met 25 territoria. Spotvogel, een soort die het al geruime tijd niet goed doet, kende ook een vrij gunstig jaar (exact aantal territoria nog niet uitgewerkt). Orpheusspotvogel viel terug op 1 territorium, na het zeer succesvolle 2020 (5 territoria). Sprinkhaanzanger en fitis (voor beide is exact aantal territoria nog niet uitgewerkt) kenden allebei een matig jaar. Na afwezigheid in 2020 kwam in 2021 toch weer een paar zomertortels met succes tot broeden, en net over de grens, in het Nederlandse deel van het Zwin, was er nog een succesvol paar (dat vaak in het Belgische deel van het gebied voedsel kwam zoeken).

Nachtegaal

Spotvogel

Sprinkhaanzanger
Moerasvogels deden het goed, met in vergelijking met vorige jaren stijgende aantallen rietgorzen (10 territoria) en blauwborsten (5 territoria).
Boomleeuwerik kende een van de beste jaren ooit in het Zwin. Een territorium van boompieper is ronduit zeldzaam en verre van jaarlijks voor de Zwinregio. In de Hazegraspolder, vlak naast het Zwin, was er een broedgeval met een mannetje Engelse gele kwikstaart en in het Zwin zelf was er een gemengd broedgeval van een witte kwikstaart met een vrouwtje rouwkwikstaart.

Blauwborst

Boompieper
Tot zover dit korte overzicht voor een aantal bijzondere broedvogelsoorten. Voor meer uitgewerkte resultaten verwijzen we naar het Zwin natuurrapport 2021, dat in de loop van 2022 zal verschijnen.