Planten van het Zwin

Het Zwin is heel bijzonder omdat er een natuurlijke overgang te zien is van de ene biotoop in de andere: strand – duinen enerzijds, strand – slikken en schorren anderzijds.

Een landschap dat zeldzaam is

Slikken lopen bij elk hoog tij, twee maal per dag, onder water en zijn niet of zeer schraal begroeid. In de schorre daarentegen is er een typische plantengroei aanwezig.
Van de laagste plekken op het slik tot de hoogste delen op het schor is er een overgang van nat naar droog, van zout naar zoet, van veel naar weinig invloed door het getij.
Zoute slikken en schorren zijn zeldzaam langs de kusten en riviermondingen van West-Europa. Ze genieten dan ook Europese bescherming.

De slikken: Zeekraal als pioniersplantje

Slikken lopen twee maal per dag onder water waardoor ze niet of zeer weinig begroeid zijn, want op deze plaats kunnen zaadjes zich niet fixeren.
De hoogste zones van het slik komen echter minder onder water te staan dan de laagste, waardoor op deze hoogste zones wel al bepaalde planten kunnen gedijen. Op deze hoogste delen van het slik verschijnt zeekraal. De zaadjes van dit plantje kunnen zich uiteraard enkel vastzetten op plaatsten die niet dagelijks door de zee overspoeld worden. Ook in de lagere schorre is zeekraal aanwezig. Zeekraal slaagt er in om voldoende water op te slaan om in evenwicht te zijn met het zeer zilte milieu waarin het plantje groeit. De helder groene, sappige, gelede takjes doen dienst als wateropslag.

Het Zwin, vooral als schorrengebied uniek.

Het Zwin is echter vooral als schorrengebied uniek voor België.
De schorre is de vlakte die geregeld door de zee overspoeld wordt; niet dagelijks, maar wel bij enkele occasionele overstromingen zoals bij storm- en/of springvloed. De aard van de planten die er groeien wordt mee beïnvloed door de min of meer lange duur van onderdompeling door het zoute zeewater en door het hoogteverschil op het terrein zelf. Elke plant zoekt haar eigen niveau op waar ze het best kan gedijen.
In de schorre is een typische plantengroei aanwezig. Hier zijn uitsluitend plantensoorten te vinden die de invloed van het zeewater kunnen verdragen. Men noemt ze  ‘zoutverdragende planten’ of ‘halofyten’.

Gewapend tegen het zoute milieu

Het Zwin is geen eenvoudige biotoop om in te overleven. Toch zijn enkele planten goed aangepast aan het zoute milieu. Om te overleven in het zeewater bezitten ze enkele typische aanpassingen, waardoor ze gewapend zijn tegen dit zoute milieu. Ze zijn zo gebouwd dat ze het geruime tijd zonder water kunnen stellen.
De meeste zoutverdragende planten beschikken hiervoor over dikke, sappige bladeren of stengels waarin ze het opgenomen water lang kunnen bewaren. Voorbeelden zijn Zeekraal en Klein Schorrenkruid. Deze planten hebben zogenaamde ‘waterreservoirs’.
Andere zoutverdragende planten zijn' viltplanten' en hebben ofwel behaarde bladeren ofwel bladeren die met vele schubjes bedekt zijn. De schubjes dienen om een luchtlaagje vast te houden, waardoor verdamping wordt tegen gehouden of afgeremd. Een voorbeeld van een viltplantje is Gewone Zoutmelde. De blaadjes zijn met vele kleine schubjes bezet die de plant een zilvergrijze kleur geven.
De meeste zoutverdragende planten, zoals Zeekraal en Gewone Zoutmelde nemen net zoveel zeewater op tot ze verzadigd zijn. Lamsoor is zelfs zo gebouwd dat de plant het teveel aan opgenomen zouten kan afscheiden! De zoutkristalletjes zijn bij zonnig en warm weer soms merkbaar aan de onderzijde van de bladeren

Lamsoor

Duizendguldenkruid

Guichelheil

Engels gras

Gerande schijnspurrie

Zeeaster